header Gjallar, Noormannen in de Lage Landen

   SCHRIFTELIJKE BRONNEN

VITA SANCTI RADBODI
(HET LEVEN VAN SINT RADBOD)

Beslaat: c.850 - 917
Geschreven: 962-975
Auteur: Anonieme geestelijke uit Utrecht
Gedrukte uitgave: Migne, J.P., 'Vita Sancti Radbodi auctore anonymo', Patrologiae Latina 132 (Parijs 1853), col. 539-546 (naar Mabillon, Acta sanctorum)
- dit is de zogenoemde langere versie, die als de oudste redactie wordt beschouwd.

Migne, col. 542-543
Cum autem Traiectentem Ecclesiam Dani vastassent sepius Daventriae morabatur, animo tamen semper Traiecti inhabitans; quo etsi reddita pace crebro se conferret, non parum dolebat et ipsi et aliis quod res et tempus, non sinerent eum illic perpetuo residere.
Daar de Denen de Utrechtse kerk verwoest hadden, hield hij (*) zich doorgaans te Deventer op, in de geest evenwel altijd in Utrecht wonende; en hoezeer hij nadat de vrede hem was gegeven zich dikwijls daarheen begaf, smartte het hem echter voor zich en voor anderen niet weinig, dat de tijdsomstandigheden hem niet toelieten daar blijvend zijn zetel te vestigen.
(*) Radbod, bisschop van Utrecht (900-917)
Migne, col. 544
Visitans aliquando creditum sibi gregem in Frisiam profectus est, ut, si qui illic pristini erroris emergerent frutices, eos spiritali vomere extirparet doctrinaque fidei credentium animos irrigaret. Occurunt autem Dani ejusque conatus impediunt. Sed ille tamen nihil mortis periculo absterritus salutares eis adhortationes adhibet, ut repudiatis erroribus complectantur veritates viam. At, illis obduratis animis in malitia persistentibus mortemque ipsi minitantibus, anathematis in eos sententiam vibravit. Tum vero divina ultio confestim eos persecuta est. Nam peste horrenda tanque fulminis ictu percussi omnes fere exstincti sunt, nec unquam impune tulerunt quoties Traiecti molestia eum affecere. E vestigio enim Dei judicio plectebantur, ut persaepe testati sunt ex illis paucissimi qui se vivos evasisse laetabantur.
Eens de hem toevertrouwde kudde bezoekende, is hij naar Frisia vertrokken, om zo daar enige loten der oude dwaling mochten ontspruiten, deze uit te roeien, en de gemoederen der gelovigen door de leer van het geloof te verkwikken. Maar de Denen trokken hem tegen, en beletten zijn pogingen. Hij echter, geenszins door de vrees van de dood afgeschrikt, sprak hun heilzame vermaningen toe, opdat zij hun dwalingen verlatende, de weg der waarheid zouden volgen. Doch daar zij hardnekkig in hun boosheid volhardden, heeft hij het vonnis der vervloeking tegen hen uitgesproken. Terstond vervolgde hen de goddelijke wraak. Want door een verschrikkelijke pest, als door een bliksemstraal getroffen zijn zij bijna allen omgekomen; en nooit bleef het ongestraft, zo dikwijls zij hem te Utrecht lastig vielen. Want terstond werden zij door Gods oordeel geslagen, zo als die weinigen van hen, die zich verheugen behouden te zijn ontkomen, zeer dikwijls hebben getuigd.
Migne, col. 545
Tu sedes episcopi jam multis annis Traiecti Danorum vastatione eversas pristinae dignitati restitues.
Je (*) zult het bisschoppelijke verblijf te Utrecht, dat reeds vele jaren door het geweld der Denen vernield was, in vorige luister herstellen.
(*) Balderik, bisschop van Utrecht (918-975)

terug naar het overzicht bronnen
startpagina