header Gjallar, Noormannen in de Lage Landen

   SCHRIFTELIJKE BRONNEN

BRIEVEN VAN HINCMAR

Auteur: Hincmar, bisschop van Reims (845-882), overgeleverd (en verwoord) door Flodoard, kanunnik te Reims, † 966

Brief 1
Gedrukte uitgave: Migne, J.P., 'Flodoardi canonici Remensis opera omnia', Patrologia Latina 135 (Parijs 1879), col. 223; Perels, E., Monumenta Germaniae Historica, Epistolae Karolini aevi (VI): Die Briefe des Erzbischofs Hinkmar von Reims, 1 (Berlijn 1939), 120 (no. 156)

Brief 2
Gedrukte uitgave: Migne, J.P., 'Flodoardi canonici Remensis opera omnia', Patrologia Latina 135 (Parijs 1879), col. 241; Perels, E., Monumenta Germaniae Historica, Epistolae Karolini aevi (VI): Die Briefe des Erzbischofs Hinkmar von Reims, 1 (Berlijn 1939), 120 (no. 155)
Nederlandse vertaling: Prof. J.M. van Winter

Brief 1
Hungario episcopo pro excommunicatione Balduini, qui Iudith viduam, regis filiam, sibi furatus fuerat in uxorem, unde et ab episcopis huius regni fuerat excommunicatus. Hortatur autem eundem Hungarium, ut admoneat Roricum Normannum nuper ad fidem Christi conversum, ne recipiat eundem Balduinum neque presidium ferat. Sed et, si ceteri Nortmanni per eius consilium, ut audierat, post conversionem ipsius istud regnum depredati fuissent, hoc digna poenitentia emendare studeret.
Aan bisschop Hunger (*) over de kerkelijke ban van Boudewijn (**), die de weduwe Judith, de dochter van de koning (***), heeft geschaakt om tot zijn echtgenote te nemen, waarop hij door de bisschop werd geëxcommuniceerd. Hij spoort Hunger ook aan om Hrœrekr de Noorman, die onlangs tot het christelijke geloof is bekeerd, over te halen Boudewijn niet te ontvangen of te beschermen. En hij zou ook bijgestuurd moeten worden met een gepaste bestraffing als andere Noormannen, zoals wordt beweerd, na zijn bekering met zijn toestemming het rijk zouden hebben geplunderd.

(*) bisschop van Utrecht, genoemd 854-863
(**) Boudewijn I van Vlaanderen
(***) Karel de Kale

Brief 2
Rorico Nordmanno ad fidem Christi converso, ut semper in Dei voluntate et mandatorum illius observatione proficiat, sicut et eum velle ac facere per multos audiebat, et ut nemo ei persuadere valeat, quo contra Christianos paganis aut consilium aut adiutorium prestet, quia nihil ei proderit baptismum Christianitatis accepisse, si contra Christianos aut per se aut per alios quoscumque perversa vel adversa fuerit machinatus; et cetera, quae prosequitur, episcopaliter intimans, quantum in tali sit machinatione periculum; monens etiam, ut Balduinum a Dei spiritu, quo canones sancti sunt conditi, per episcopalem auctoritatem propter filiam regis, quam in uxorem furatus fuerat, anathematizatum nullomodo reciperet neque solatium vel refugium aliquod apud se habere permitteret, ne illius peccatis et excommunicatione involvantur tam ipse quam sui atque dampnentur; sed talem se exhibere procuret, quatinus ei orationes sanctorum proficere valeant.
Aan Hrœrekr de Noorman, die is bekeerd tot het geloof in Christus, opdat hij altijd baat moge hebben bij [het doen van] de wil van God en het in acht nemen van diens bevelen. Zoals hij ook van velen hoorde dat hij dat zou willen doen, en opdat niemand hem zal kunnen overhalen tot iets waarmee hij tegen de christenen met raad of hulp tot voordeel zou zijn voor de heidenen. Aangezien het hem in niets tot voordeel zou strekken dat hij de doop van het christendom heeft ontvangen, als hij tegen de Christenen hetzij door zichzelf of door welke anderen dan ook perverse of vijandige dingen zou hebben beraamd; en zo voort. Hetgeen volgt, hem op bisschoppelijke wijze inscherpende hoeveel gevaar er schuilt in een dergelijke machinatie; hem ook vermanend dat hij op geen enkele wijze Boudewijn (*) zou ontvangen die door de geest van God, waarmee de heilige regels zijn opgesteld, door middel van bisschoppelijk gezag in de ban is gedaan wegens de dochter van de koning (**) die hij tot zijn echtgenote heeft geschaakt, en hem geen enkele troost of hulp bij zichzelf te hebben zou toestaan. Opdat hij en de zijnen niet verwikkeld zouden worden in diens zonden en excommunicatie en zelf veroordeeld zouden worden; maar opdat hij ervoor zorgt zich zodanig op te stellen, dat de gebeden van de heiligen hem tot voordeel kunnen strekken.

(*) Boudewijn I van Vlaanderen
(**) Judith, dochter van koning Karel de Kale

begin van deze pagina
terug naar het overzicht bronnen
startpagina