header Gjallar, Noormannen in de Lage Landen

   SCHRIFTELIJKE BRONNEN

ASTRONOMUS: VITA HLUDOWICI IMPERATORIS
(ASTRONOMUS: HET LEVEN VAN KEIZER LODEWIJK)

Beslaat: 768-840
Geschreven: in of kort na 840
Auteur: anonieme geestelijke aan het hof van Lodewijk de Vrome, vanwege zijn kennis van astronomie als 'Astronomus' bekend geworden
Gedrukte uitgave: Vita Hludowici: Rau, R. (ed.) Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte I (Darmstadt 1955), 258-381

Rau, Quellen, c. 24, 294 (814)
Eodem etiam tempore Herioldus, ad quem summa regni Danorum pertinere videbatur et qui pridem a filiis Godefridi regno pulsus fuerat, ad imperatorem Hludouuicum confugium fecit et iuxta morem Francorum manibus illius se tradidit. Quem rex susceptum in Saxoniam ire iussit et tempus, quo ei auxilium ferre posset ad recuperationem sui principatus, ibidem operiri.
In die tijd zocht Haraldr (*), die de hoogste positie in het Deense rijk lijkt te hebben bekleed en die vroeger door de zonen van Guğröğr uit zijn rijk verdreven was, zijn toevlucht bij keizer Lodewijk en gaf zich naar Frankisch gebruik in zijn handen. De koning nam hem op en gelastte hem naar Saksen te gaan om daar te wachten tot hij hem kon helpen zijn heerschappij te herwinnen.
(*) Klakk-Haraldr
Rau, Quellen, c. 25, 294-296 (815)
Iusserat porro imperator, ut Herioldo suppeditarentur Saxonici comites et Abodriti olim domno Karolo subiecti, quatenus regno restitueretur proprio, misso in hoc ipsum Baldrico legato. Qui cum Egidoram fluvium transissent, devenerunt in terram Nortmannorum in loco, cuius vocabulum est Sinlendi. Sed filiis Godefridi licet magnis habundantibus copiis et navibus ducentis, nolentibus comminus venire et pugne se credere, ab invicem discessum est, direptis incensisque omnibus que occurrere potuerunt, insuper et obsidibus XL. ab eodem populo susceptis.
De keizer heeft ook bevolen dat de Saksische graven en de Abodriten, die ooit door keizer Karel waren onderworpen, Haraldr zouden ondersteunen, waarvoor hij zijn gezant Balderik had gestuurd. Toen ze de Eider waren overgestoken kwamen ze in het land van de Noormannen, in een gebied dat Sinlendi (*) heet. Hoewel de zonen van Guğröğr over een groot leger en tweehonderd schepen beschikten, wilden zij zich niet voor een gevecht opstellen, dus gingen beide kampen weer uit elkaar, ze plunderden en brandschatten alles dat ze tegen kwamen, en bovendien namen ze 40 gijzelaars van ieder volk mee.
(*) Schleiland in Zuid-Jutland
Rau, Quellen, c. 27, 298-300 (817)
Ipso anno filii Godefridi quondam regis Nordmannorum, cum ab Herialdo premerentur, miserunt legatos petentes ab imperatore pacem. Que legato tamquam inutilis et simulata ab eo reiecta est auxiliumque Herioldo contra eos datum.
In dat jaar stuurden de zonen van de voormalige Noormannenkoning Guğröğr, door Haraldr gedwongen, gezanten en verzochten de keizer om vrede. Maar dit gezantschap werd door hem als nutteloos en vals verworpen en Haraldr kreeg hulp tegen hen.
Rau, Quellen, c. 33, 310-312 (820)
Ipso tempore nuntiatum est imperatori, naves pyraticas xiii a Nordmannie sedibus mare conscendisse et praedatum nostros fines appellere velle. Contra quas cum imperator circumspeci et custodiam fieri imperasser, a Flandrensi solo simul et ostio Sequane repulse, in Aquitaniam sese verterunt, et vastato vico, cuius est vocabulum Buin, multaque onerate preda reverse sunt.
In deze tijd werd het aan de keizer gemeld dat er 13 schepen uit noordelijke wateren onderweg waren die op onze kusten wilden landen om the plunderen. De keizer gaf orders om naar hen uit te zien en een kustwacht in te stellen. Daardoor werden zij uit Vlaanderen en uit de Seinemonding verdreven, ze vertrokken naar Aquitanië, verwoestten daar het dorp dat Bouin genoemd wordt, en keerden met een rijke buit weer huiswaarts.
Rau, Quellen, c. 40, 324 (826)
Necnon et Herioldus a Nordmanniae partibus cum uxore veniens Danorumque non parva manu, Mogontiaci apud sanctum Albanum cum suis omnibus baptismatis sacri perfusus est unda, plurimisque ab imperatore donatus muneribus. Verens autem piisimus imperator, ne ob tale factum negaretur ei habitatio soli naturalis, dedit ei quendam comitatum in Frisia, cuius vocabulum est Hriustri, quo se suosque, si necessitas exigeret, tuto recipere posset.
Uit het land van de Noormannen verscheen Haraldr met zijn echtgenote en een groot aantal Denen, hij werd in Sint-Albans in Mainz met al zijn volgelingen gedoopt en door de keizer met vele geschenken overladen. Omdat de vrome keizer bang was dat hij uit zijn vaderland zou worden geweerd, gaf hij hem een graafschap in Frisia, Rüstringen geheten, waar hij zich in veiligheid kon brengen, mocht dat nodig zijn.
Rau, Quellen, c. 42, 330 (827 en 828)
Interea filii Godefridi Danorum quondam regis Herioldum regno expulerant. Sed cum imperator et Herioldum iuvare vellet et cum filii Godefridi fedus pacis inisset, missis in hoc ipsum cum ipso Herioldo comitibus Saxonicis praecepit, ut agerent cum praedictis, quatinus eum in societatem, ut pridem habuerant, susciperent. Herioldus autem harum inpatiens morarum, insciis nostris aliquas villarum illorum igni iniecto concremavit praedamque abduxit. At illi putantes hec voluntate gesta nostrorum, inprovisis et nichil tale suspicantibus nostris superveniunt transitoque Aegidora flumine castris pellunt, in fugam conpellunt potitique omnium in castris propriis se recipiunt. Sed his gestis, cognoscentes rei veritatem et verentes debitam ultionem, mittentes tam ad eos quibus talia intulerant primum, deinde ad imperatorem, professi sunt errorem, dehinc obtulerunt congruam vindicte satisfactionem. Modum autem satisfactionis conferentes in imperatoris voluntatem, dum modo firmatas pacis inconvulsa maneret. Quibus imperator pro voto et petitione annuit.
Ondertussen hadden de zonen van Guğröğr, de voormalige koning van de Denen, Haraldr uit zijn rijk verdreven. De keizer wilde Haraldr wel helpen, maar hij had een vredesverdrag met de zonen van Guğröğr gesloten, daarom stuurde hij Saksische graven, samen met Haraldr zelf en gaf ze opdracht met de gezanten te onderhandelen dat ze hem, zoals eerder, aan hun heerschappij deel moesten laten nemen. Maar Haraldr was ongeduldig door deze vertraging, zonder ons medeweten brandde hij enige dorpen plat en voerde buit weg. Meteen voerden de Denen bij verrassing een overval uit omdat ze dachten dat wij het gedaan hadden, staken de Eider over, verdreven de veronderstelde daders uit de sterkte, namen alles mee en trokken zich in hun eigen kamp terug. Toen ze de werkelijke toedracht erkenden en bang waren voor een passende wraak, stuurden ze eerst gezanten naar degenen die ze zo'n nederlaag hadden toegebracht, en dan naar de keizer, ze legden hun fout uit en boden bij wijze van verzoening een passende genoegdoening. De wijze van verzoening lieten ze over aan de wensen van de keizer zolang de vrede maar werd gehandhaafd. Dat stond de keizer hen toe overeenkomstig hun wens en verzoek.

begin van deze pagina
terug naar het overzicht bronnen
startpagina