header Gjallar, Noormannen in de Lage Landen

   SCHRIFTELIJKE BRONNEN

ANNALES XANTENSES
(DE ANNALEN VAN XANTEN)

Beslaat: 831-873
Geschreven: tot 860 gelijktijdig met de gebeurtenissen; de bijdragen na 860 zijn na 870 geschreven
Auteur: tot 860 waarschijnlijk Gerward, bibliothecaris van Lodewijk de Vrome en vanaf 837 proost te Gendt in de Betuwe (tot de abdij van Lorsch behorend); na 860 een anonieme auteur uit Keulen.
Gedrukte uitgave: (de bijdrage van 826) Bernhard von Simson, 'Annales Xantenses qui dicuntur', in: Annales Xantenses et Annales Vedastini, MGH Scriptores Rerum Germanicarum in usum scholarum 12 (Hannover/Leipzig 1909), 1-39; (de overige bijdragen) Rau, Reinhold, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II, (Darmstadt 1958), 340-371.
Nederlandse uitgave en vertaling: Gumbert-Hepp, M., Gumbert, J.P. & Burgers, J.W.J., Annalen van Egmond (Hilversum 2007), 30-91.

Simson, 6-7 (826)
Ludewicus imperator habuit sinodum episcoporum ad Ingulunheim, et illic venit multitudo ad eum Nordmannorum, et princeps eorum nomine Heriodus baptizatus est et uxor eius, et cum eis plus quam CCCC homines promiscui sexus.
Keizer Lodewijk hield een bisschoppelijke synode te Ingelheim, en er kwam een groot aantal Noormannen naar hem, en hun aanvoerder Haraldr en zijn echtgenote werden gedoopt, en met hen meer dan 400 mensen van beide geslachten.
Rau, Quellen, 342 (834)
Interea, dum haec agerentur, inruerunt pagani in vicum nominatissimum Dorestatum eumque inmani crudelitate vastaverunt; et eo tempore regnum Francorum infra semetipsum valde desolatum est, et infelicitas hominum multipliciter cotidie augebatur.
Terwijl dit (*) plaatsvond bestormden de heidenen de beroemde vicus Dorestad die ze op uiterst onmenselijke wijze hebben verwoest; en in deze tijd werd het Frankische rijk intern zeer verzwakt, en het ongeluk van het volk groeide met de dag.
(*) de rehabilitatie van Lodewijk de Vrome
Rau, Quellen, 342 (835)
Interim autem iterum invaserunt pagani partes Frisiae, et interfecta est de paganis non minima multitudo. Et iterum predaverunt Dorestatum.
Ondertussen vielen de heidenen Frisia binnen, en niet een gering aantal werd gedood. En weer plunderden ze Dorestad.
Rau, Quellen, 342 (836)
Iterum eodem anno pagani Christianos invaserunt.
Dit jaar vielen de heidenen weer de christenen aan.
Rau, Quellen, 342 (837)
Et pagani vastaverunt Walicrum multasque feminas inde abduxerunt captivas cum infinita diversi generis pecunia.
En de heidenen hebben Walcheren verwoest en veel vrouwen in gevangenschap afgevoerd met een oneindige hoeveelheid bezittingen van verschillende aard.
Rau, Quellen, 346, 348 (845)
Eodem anno multis in locis gentiles Christianos invaserunt, sed cesi sunt ex eis a Fresionibus plus quam XII (milia).
...
Postea vero ingenti clade percussi sunt predones, in qua et princeps sceleratorum, qui Christianos et loca sancta predaverat, nomine Reginheri Domino percutiente interiit. Consilio enim inito miserunt sortes, a quo deorum suorum salutem consequi debuissent; sed sortes salubriter non ceciderunt. Suadente autem eos quodam captivo Christiano, ut coram deo Christianorum sortem ponerent, quod et fecerunt, et salubriter sors eorum cecidit. Tunc rex eorum nomine Rorik una cum omni populo gentilium XIIII dies a carne et medone abstinuit, et cessavit plaga, et omnes Christianos captivos, quos habebant, ad patriam propriam dirigunt.
In hetzelfde jaar vielen de heidenen op veel plaatsen bij de christenen binnen, maar meer dan twaalf duizend van hen werden door de Friezen gedood.
...
Maar hierna (*) werden de piraten door een groot onheil getroffen, waarbij ook de aanvoerder van de misdadigers, Ragnarr genaamd, die christenen en heilige plaatsen had geplunderd, door toedoen van de Heer stierf. Nu besloten ze het lot te laten bepalen van welke goden ze verlossing wilden ontvangen; maar het lot viel niet gunstig. Een bepaalde christelijke gevangene raadde hen echter aan voor de god van de christenen te werpen, en dat deden ze, en de steen viel heilzaam. Daarop onthield hun koning, Hrœrekr genaamd, zich veertien dagen van vlees en mede, samen met al zijn mensen, het onheil hield op en ze stuurden al de christelijke gevangenen die zij hadden naar hun thuisland.
(*) na hun tocht in het Seine gebied
Rau, Quellen, 346, 348 (846) (*)
Consueto Norhtmanni Ostraciam et Westraciam vastaverunt et vicum Dorestatum cum aliis duabus villis incenderunt igni, vidente Lothario imperatore, cum esset in Noviomago castro, sed scelus ulcisci nequiverat. Illi autem ingenti preda hominum atque facultatum oneratis classibus reversi sunt in patriam.
(*) mogelijk/possibly 847
De Noormannen plunderden volgens hun gewoonte Oostergo en Westergo en staken de vicus Dorestad met twee andere dorpen in brand, voor de ogen van Lotharius, die toen in de palts van Nijmegen was, maar ze niet kon straffen voor hun misdaad. Ze keerden met hun vloot gevuld met een enorme buit van zowel mensen als goederen terug naar hun vaderland
Rau, Quellen, 348 (847)
De cetero Nordmanni Christianos hinc inde vastaverunt et contra Sigirum et Liutharium comites bellum fecerunt, et ultra vicum Dorestatum contra flumen Reni per miliaria novem remigaverunt usque ad vicum Meginhardi, et ibidem facta preda reversi sunt.
Ten slotte plunderden de Noormannen daarop de christenen en vochten tegen de graven Sigirus en Liutharius, en ze voeren de Rijn op, achter de vicus Dorestad, negen mijlen stroomopwaarts naar de vicus Meinerswijk en keerden nadat ze buit hadden vergaard naar die plaats terug.
Rau, Quellen, 350 (850)
Rorik Nordmannus, frater iam dicti Herioldi iunioris, qui prius a Lothario dehonestatus fugit, Dorestatum repetit, multa mala Christianis fraudulenter intulit.
Hrœrekr de Noorman, broer van de voornoemde jongere Haraldr, die eerder bij Lotharius in ongenade was gevallen, vluchtte, eiste Dorestad terug, en veroorzaakte bij de christenen op bedriegelijke wijze veel kwaad.
Rau, Quellen, 350 (851)
Item Nordmanni in Fresia et circa Rhenum fluvium nocuerunt.
Op dezelfde wijze (*) veroorzaakten de Noormannen schade in Frisia en bij de Rijn.
(*) deze verwijzing is onduidelijk, waarschijnlijk veroorzaakt door een latere redactie
Rau, Quellen, 354 (864) (*)
Nimia inundatione aquarum pagani sepe iam dicti aecclesiam undique vastantes per alveum Reni fluminis ad Sanctos usque pervenerunt et locum opinatissimum vastaverunt. Atque, quod omnibus audientibus et videntibus nimium dolendum est, aecclesiam sancti Victoris mirifico opere constructam incenderunt igni, omnia quae intus aut foris sanctuarii repperierunt rapuerunt. Clerus tamen et omne vulgus pene aufugit. Sed ipsum censum sanctuarii postea nimium vesania correpti ibidem remiserunt. Sanctum vero corpus Victoris prepositus fratrum equo ascenso et loculo ante se posito cum solo presbitero Coloniam noctu perduxit in magno periculo, nonnisi meritis sancti intervenientibus. Guntharius autem isdem temporibus ibidem rector et episcopus preesse videbatur, nepos scilicet Hildiwini iunioris. Predones vero post, perpetrato scelere, haut longe a monasterio insulam quandam parvam petierunt ibique munitione constructa habitaverunt ad tempus. Sed quaedam pars illorum per alveum ascendentes villam regiam grandem incenderunt, ibique cesi sunt ex eis utpote plus quam C homines, ita ut una navis ibidem ex eorum sorte vacua remansit. Ceteri vero, vix conscensis navibus, confusi redierunt ad suos. Lotharius vero, paratis navibus, cogitabat inruere in eos, sed sui non consenserunt ei. At contra Saxones agiles ex altera ripa fluminis agiliter agebant, ita ut quendam ex eorum regibus nomine Calbi, qui superba temeritate litus eorum aggredi temptabat, occiderunt et in ipsum flumen fugientem demerserunt omnesque pene sequaces illius. Ceteri vero exinde territi locum predictum reliquerunt et incerta petierunt.
(*) moet zijn/should be 863
Tijdens een zeer grote overstroming kwamen de vaak genoemde heidenen per schip naar Xanten en verwoestten deze aansprekende plaats. En, zoals het een ieder bedroefde die het had gehoord of gezien, ging het wonderbaarlijke bouwwerk, de kerk van de heilige Victor, in vlammen op, alles dat ze binnen en buiten het heiligdom konden vinden werd geplunderd. Toch wisten de geestelijken en al het gewone volk ternauwernood te ontsnappen. Maar de schat van de heiligen zelf lieten ze in hun verwarring achter. Het lichaam van de heilige Victor werd echter door de overste van de broeders, die een paard besteeg en de kist voor zich plaatste, met zijn hulp en met slechts een priester, met groot gevaar in de nacht naar Keulen gebracht. In die dagen leek Gunthar, een neef van de jonge Hildwin, aan het hoofd te staan als leider en bisschop. De rovers zetten echter nadat ze hun misdaad begaan hadden, koers naar een klein eiland niet ver van het klooster waar ze een versterking bouwden om er een tijd te verblijven. Maar enigen van hen voeren de rivier op, en staken een koninklijke villa in de brand, en hier werden meer dan 100 van hun mannen afgeslacht, zodat een van hun schepen ter plaatse leeg achterbleef. De anderen keerden, zo gauw ze aan boord van hun schepen waren, in verwarring terug. Lotharius rustte echter schepen uit en was van plan om op hen af te gaan, maar zijn mannen waren het niet met hem eens. De alerte Saksen op de andere oever waren daarentegen aktief, waardoor ze een van hun koningen, Kálbi genaamd, die hun oever met arrogante vermetelheid probeerde aan te vallen, wisten te doden, en ze wierpen hem en bijna iedereen die hem op zijn vlucht volgde in de rivier. Daarop verlieten de anderen echter de genoemde plaats en zetten koers naar het onzekere.
Rau, Quellen, 356 (866) (*)
Eo anno pagani reliquias Fresiae nimium vastaverunt.
(*) moet zijn/should be 865
Hetzelfde jaar plunderden de heidenen op vreselijke wijze wat er van Frisia over was.
Rau, Quellen, 360 (868) (*)
Pagani quoque iterum Hiberniam atque Fresiam crudeliter vastaverunt.
(*) moet zijn/should be 867
Weer werden Ierland en Frisia wreed door de heidenen geplunderd.
Rau, Quellen, 368-370 (873)
Itidemque venit ad eum Ruorich, fel Christianitatis, tamen ei repositis obsidibus plurimis in navi, et subditus effectus est regi ac iuramentis constrictus inconcussam ei servare fidem. Ac non post multum temporis Ruodoldus nepos predicti tiranni, qui transmarinas regiones plurimas regnumque Francorum undique atque Galliam horribiliter et pene totam Fresiam vastavit. In eadem regione, in pago Ostrachia ab eadem gente cum quingentis viris agiliter interfectus est et, quamvis baptizatus esset, caninam vitam digna morte finivit.

Zo kwam ook Hrœrekr, de gal van de christenheid, naar hem (*), er werden hem niettemin veel gijzelaars in zijn schepen gesteld en hij werd onderdaan van de koning en hij werd door een eed gebonden tot onvoorwaardelijke trouw. En niet lang nadat Hróðulfr, neef van de genoemde tiran, die vele gebieden overzee en overal in het Frankische rijk had geplunderd en op een vreselijke wijze Gallië en bijna heel Frisia had geplunderd (naar hem toe kwam). In datzelfde gebied in de pagus Oostergo werd hij en 500 van zijn mannen moedig door datzelfde volk omgebracht, hoewel hij gedoopt was eindigde hij zijn hondse leven door een verdiende dood.
(*) Lodewijk de Duitser

begin van deze pagina
terug naar het overzicht bronnen
startpagina